Advanced search in Research products
Research products
arrow_drop_down
Searching FieldsTerms
Any field
arrow_drop_down
includes
arrow_drop_down
Include:
The following results are related to Digital Humanities and Cultural Heritage. Are you interested to view more results? Visit OpenAIRE - Explore.
23,782 Research products, page 1 of 2,379

  • Digital Humanities and Cultural Heritage
  • Research data
  • Research software
  • 2013-2022
  • Open Access
  • Dutch; Flemish

10
arrow_drop_down
Date (most recent)
arrow_drop_down
  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Ferdinand Brunot (1860-1938);
    Publisher: Université de Paris, Archives de la parole

    Enregistré en France

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Pijpelink; Van de Vijver;
    Publisher: Zenodo

    Appendices bij het hoofdstuk 'Pijpelink A. & Van de Vijver K. 2022: Fysisch antropologisch onderzoek van 500 skeletten', in 'De Groote & Ervynck A. (red.), Ieper - De Meersen. Deel 1: Een kerk, kerkhof en abdij in de Ieperse binnenstad. Studie van de begravingen', een onderzoeksrapport van het agentschap Onroerend Erfgoed: Appendix 1: Inventaris van de overzichtsfoto’s per individu. Appendix 2.0: Onderzoeksresultaten per individu algemeen (TF: tandvorming, DL: maximum lengte van de diafyse, EF: mate van fusie van de verschillende elementen, AS: veranderingen op het auriculair oppervlak van het bekken, PS: veranderingen op de schaambeenvoeg (symphysis pubica) van het bekken, DW: slijtage van het tandoppervlak, CS: sluiting van de schedelnaden, EP: entheseale letsels, PNBF: periosteale nieuwe botvorming). Appendix 2.1: Overzicht van de verschillende observaties voor de gebitsgezondheid. Appendix 2.2: Overzicht van de aanwijzingen voor mogelijke metabolische stoornissen. Appendix 2.3: Overzicht van pathologische veranderingen op en rond de gewrichten. Appendix 2.4: Overzicht van het voorkomen van entheseale veranderingen. Appendix 2.5: Overzicht van het voorkomen van traumatische letsels. Appendix 2.6: Overzicht van het voorkomen van periosteale nieuwe botvormingen en aanwijzingen voor mogelijke infectie. Appendix 2.7: Overzicht van het voorkomen van overige ziekteverschijnselen. Appendix 2.8: Overzicht van het voorkomen van anomalieën op de beenderen. Appendix 3: Tabel met vergelijkingen van de maximumlengte van het dijbeen en gestalteberekening voor mannelijke individuen uit verschillende middeleeuwse en post-middeleeuwse skeletpopulaties uit Vlaanderen en Nederland (o.b.v. De Groote et al. 2011: tabel 7, p. 173; en Maat 2003: tabel 2). Appendix 4: Overzicht van de kenmerken van de grafcontext per individu.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Ploegaert, P.H.J.I.;
    Country: Netherlands

    Het archeologisch onderzoek in 2021 en 2022 heeft aangetoond dat voor de eerste ophogingen van de percelen de natuurlijke ondergrond is benut. De onderste lagen bestaan uit zandige klei en veen, gewonnen bij het uitgraven van de Scheepmakershaven. Het verklaart ook het geringe aantal vondsten; slechts enkele baksteenpuintjes en een enkel scherfje is hierin gevonden. Bestudering van de profielen van de opgraving leert dat de percelen tot aan de aanleg van de scheepshellingen, aan de zijde van de latere Boompjes, met een pakket grond van ongeveer 3 tot 4 meter zijn opgehoogd. Dit komt in grote lijnen overeen met de 12 Rotterdamse voet die in 17e -eeuwse kronieken wordt genoemd. Voorafgaand aan het archeologisch onderzoek was niet duidelijk wat er van de scheepswerven bewaard was gebleven. Uit het bodemprofiel van de mechanische grondboringen bleek dat de scheepshellingen mogelijk (deels) waren vergraven bij de onderkeldering van het voormalige kantoorgebouw. Van de inrichting van de scheepswerven zelf is een klein stukje van de beschoeiing teruggevonden, maar geen plankieren. Wel zijn de kenmerkende keien- en kiezellaag, en houtsnipperlagen bewaard gebleven. Deze lagen vormden respectievelijk de fundering van de hellingen en de afvallaag van houtbewerking op de werven. De lagen met houtsnippers tonen in het grootste deel van het onderzoeksgebied geen grote hellingshoek. Pas vanaf circa 6 á 7 meter uit de noordelijke damwand van de bouwkuip hellen de afvallagen duidelijker richting de Scheepmakershaven. Dit punt lijkt het begin van de scheepshellingen te markeren richting het noorden. Van de materialen en gereedschappen die op werven zijn gebruikt zijn alleen spijkers in allerlei maten gevonden. Van de bebouwing die na het verdwijnen van de scheepswerven op dit gedeelte tussen de Boompjes en de Scheepmakershaven is gebouwd, zijn enkele sporen bewaard gebleven. Het betreft beschoeiingen op de grens van percelen aan de oostzijde van de Grote Draaisteeg waar al in de 17e eeuw sprake was van bebouwing. De beschoeiingen bestonden uit palen met planken en een bakstenen muur. Ze dienden tevens om percelen op te kunnen hogen zonder dat aangrenzende percelen daar last van hadden. Op een van de percelen aan de Boompjes is tijdens de begeleiding een tonput gevonden. Dergelijke tonnen werden vaak secundair gebruikt als afvaltonnen en ingegraven op een erf. Deze ton bevatte geen vondsten, maar dateert vermoedelijk uit de 18e of 19e eeuw.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Publisher: Antea Group
  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Publisher: Antea Group
    Country: Netherlands

    Antea Group 435827. In de periode van 26 november 2018 tot en met 19 november 2019 is een opgraving, variant archeologische begeleiding, uitgevoerd op verschillende locaties aan de Noorderhaven, Lopende Diep en Lage der A (zie afb. 1). De aanleiding voor dit onderzoek is de vervanging van lagedruk gasleidingen onder het trottoir op deze locaties. Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Binnenstad. Voor het gehele bestemmingsplangebied geldt een dubbelbestemming ‘waarde archeologie 1’. In de regelgeving zijn plangebied met ingrepen tot een omvang van 30 m2 en alle ingrepen tot een diepte van 0,3 m – mv vrijgesteld van archeologisch onderzoek. De werkgaten die voor de ingreep moesten worden aangelegd hadden een afmeting van ongeveer 8-4 m lang, 4 m breed en 1,5 tot 2,0 m diep. In totaal bedroeg de omvang van de werkgaten circa 300 m2 . Hoewel één werkgat een geringere omvang heeft dan 30 m2, moet voor de gemeentelijke toets het gehele plangebied worden beschouwd (dus de oppervlakte per werkgat, vermenigvuldigd met negentien). De vrijgestelde omvang wordt hiermee overschreden en archeologisch onderzoek is daarmee verplicht. Voor de uitvoering van dit archeologisch onderzoek is een opgraving, variant archeologische begeleiding, de meest passende methode. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).1 Uit dit onderzoek komt naar voren dat de bodem in het grootste gedeelte van het tracé volledig verstoord was, tot circa 1.20 m (of maximale ontgravingsdiepte van 1.50 m) beneden het maaiveld. Plaatselijk kan rond 1 m beneden het maaiveld mogelijke grachtvulling van de binnenste (11e eeuw) of buitenste stadsgracht (15e eeuw) aanwezig zijn, zoals is aangetroffen in werkputten 4 en 17. Op basis van de resultaten van het onderhavige onderzoek kan in het algemeen echter worden geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van archeologie in dit gebied klein is.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    G.B Bosgraaf;
    Publisher: Antea Group
    Country: Netherlands

    Antea Group 436679. Van 20 oktober 2020 tot en met 24 februari 2021 heeft Antea Group een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Verlengde Hereweg te Groningen. De aanleiding tot het uitvoeren van dit archeologisch onderzoek (opgraving, variant archeologische begeleiding) is het vervangen van gaslagedrukleidingen in de Villabuurt te Groningen. Het betreft werkzaamheden aan de Verlengde Hereweg, over een totale afstand van circa 800 m. De leidingsleuf varieert in diepte, maar is gemiddeld aangelegd tot 1,30 m -mv. De maximale ontgravingsdiepte betrof 1,70 m -mv. De breedte van de leidingsleuf varieert tussen de 0,9 m en 2,20 m. Het plangebied heeft in het bestemmingsplan Coendersborg een dubbelbestemming ‘archeologie waarde 2’. Volgens de regels die hierbij gelden is een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) noodzakelijk voor het leggen van leidingen. Archeologisch onderzoek is dus voor de voorgenomen ingreep verplicht. Omdat het gebied op de Hondsrug ligt geldt een hoge archeologische verwachting. Deze hoge verwachting geldt met name voor de periode paleolithicum-vroege middeleeuwen. Daarnaast is het gebied historisch in gebruik als toegangsweg tot de binnenstad van Groningen. Het gebied is wel gevoelig geweest voor verstoring door de eeuwen heen. Daarom bestaat de kans ook dat geen of weinig archeologische resten zullen worden aangetroffen. De verwachting is eventuele resten van een voorganger of voorgangers van de huidige Verlengde Hereweg aan te treffen. Aan de hand van subvragen (zie H3) zal getracht worden de centrale vraag van het onderzoek te beantwoorden: Zijn er binnen het onderzoeksgebied één of meer vindplaatsen aanwezig? Tijdens het onderzoek zijn twee sporen aangetroffen: een mangat uit de Tweede Wereldoorlog en resten van een privéstraatje of stoep uit de 19e eeuw. Het privéstraatje of stoepje hoort bij een voorganger van het erf van Verlengde Hereweg 204. Het mangat hoort mogelijk bij het Rijksmonument aan Hondsruglaan 27. Dit is een jaren ’30 villa met verdedigingswerken die in de oorlog door de Duitsers bezet is. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodemopbouw in vrijwel het hele plangebied volledig verstoord is tot aan de ontgravingsdiepte of de natuurlijke ondergrond. De hoge archeologische verwachting is in het huidige tracé niet gebleken (tot de ontgravingsdiepte) vanwege recente verstoringen. Dieper dan de maximale ontgravingsdiepte in delen waar de natuurlijke ondergrond niet is aangetroffen kunnen echter nog wel archeologische sporen of vondsten voorkomen, aangezien het pleistocene dekzand hier niet geraakt is. Sporen of vondsten uit met name de steentijd kunnen daarom nog wel aangetroffen worden. In de nabijheid van het plangebied geldt dat de archeologische verwachting nog steeds hoog is. Het gebied ligt op de Hondsrug en is onderdeel van een belangrijke historische toegangsweg naar Groningen. Bij toekomstig onderzoek in de buurt van het plangebied zal dus rekening moeten worden gehouden met archeologische lagen in de grond.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Country: Netherlands

    AnteaGroup projectnummer 460624. In de Oosterstraat in Groningen zijn gasleidingen vervangen. Vanwege de ligging binnen een archeologisch monument, namelijk de stad Groningen, zijn de bodemingrepen uitgevoerd onder archeologische begeleiding (protocol 4004) door Antea Group. Dit is gebeurd in september en oktober 2021. De civieltechnische ontgravingen zijn administratief onderscheiden als achttien afzonderlijke werkputten. Na het verwijderen van de verharding is de grond verwijderd door middel van een grondzuigwagen. De grootte van de werkputten varieerde van ca. 4 m2 tot ca. 14 m2 . Ook de ontgravingsdiepte was variabel met dieptes van 0,7 tot ruim 1,6 m onder maaiveld. Vanwege de ligging binnen de stad Groningen en binnen de zone van middeleeuwse verdedigingswerken was de vraagstelling daarop gericht. In de praktijk bleek dat de bodem in de meeste werkputten geheel of grotendeels verstoord was. Desondanks heeft de begeleiding archeologische informatie opgeleverd in de vorm van voornamelijk oude funderingsresten en enkele vondsten uit de nieuwe tijd.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Thasing, S.;
    Country: Netherlands

    Antea Group projectnummer 461549 Op 20 en 23 april 2020 voerde Antea Group Archeologie een archeologische begeleiding uit aan de Kerkstraat en Damsterweg te Kloosterburen, in de gemeente Het Hogeland. De aanleiding hiervoor was de aanleg van een middenspanningskabel vanaf het transformatorhuisje Kerkstraat 20T, tussen Kerkstraat 20 en 22, in noordelijke richting langs de Damsterweg naar transformatorhuisje Damsterweg 38T. Hierbij zijn twee tracédelen aangelegd in open ontgraving: tussen Kerkstraat 20 en 22 (dorpskern Kloosterburen) en bij Damsterweg 38T (net buiten bebouwde kom Kloosterburen). Bij deze twee locaties bevinden zich twee AMK-terreinen: 5757 en 5085. Beide terreinen zijn planologisch beschermd door middel van het gemeentelijk bestemmingsplan “Kleine kernen”. In de planregels is geen oppervlaktevrijstelling opgenomen (0 m2). Omdat open ontgravingen op bovengenoemde locaties volgens opgaaf niet of nauwelijks leek te overlappen met al bestaande kabelsleuven bestaat kans op het verstoren van archeologische resten (sporen en vondsten).1 Voor de aanleg van de middenspanningskabel is gemiddeld 0,8 m -mv gegraven. De sleufbreedte bedroeg ongeveer 0,4 m. De sleuflengte van de open ontgravingen bij de Kerkstraat en Damsterweg was gezamenlijk circa 30 m. De totale oppervlakte van de open ontgravingen bedroeg daarbij ongeveer 20 m2. Bij genoemde werkzaamheden in open ontgraving wordt de oppervlakte vrijstellingsgrens uit het bestemmingsplan niet overschreden, maar de dieptegrens wel. Daarom is een archeologische begeleiding geadviseerd en uitgevoerd bij beide locaties die in open ontgraving zijn aangelegd. De begeleiding leverde alleen recente verstoringen op, die tot de maximale ontgravingsdiepte van circa 0,8 m beneden het maaiveld zijn aangetroffen. Onder die recente gelaagdheid word ook de vulling van een (sub)recente sloot gerekend. Archeologische waarden (sporen en vondsten) zijn niet waargenomen tijdens dit onderzoek. De verstoringen die in het hele ontgraven deel aanwezig waren, zijn te verklaren door aanwezigheid van ingravingen voor oudere kabels en leidingen. Daarnaast is een ontgravingsdiepte van ongeveer 80 cm beneden het maaiveld ondiep als het gaat om het aantreffen van archeologische waarden in het terpen- en wierdengebied. Eerdere begeleidingen bij de aanleg van kabels- en leidingen in dit gebied leren ons dat er ook beneden een verstoord pakket nog intacte wierdelagen aanwezig kunnen zijn. Dit is mogelijk ook het geval bij het huidige tracé.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Publisher: DANS Data Station Archaeology
    Country: Netherlands

    Antea Group 466484. Antea Group heeft in de periode mei 2021 tot en met juli 2021 een archeologisch veldonderzoek (Opgraving, variant archeologische begeleiding) uitgevoerd aan de Gideonweg en Antwerpenweg in Groningen. Aanleiding voor het veldonderzoek is het vervangen van kabels en leidingen aan de Gideonweg en Antwerpenweg in Groningen waarbij aanwezige archeologische resten verstoord zouden kunnen worden. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning. Het tracé ligt binnen het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Zuidoost onherroepelijk’ (vastgesteld 2013-06-26) en heeft een dubbelbestemming waarde archeologie 2. Een archeologische verwachting is in een quickscan kort beschreven, gevolgd door een PvE met geïntegreerd bureauonderzoek waaraan een oplegvel is toegevoegd. Voor het plangebied gold een brede verwachting voor de datering van vindplaatsen van laatpaleolithicum tot nieuwe tijd. De te verwachten complextypen variëren van nederzettingsresten en deposities tot agrarisch gebruik. De vraagstelling die hieruit volgde, was of er binnen het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn die mogelijk behoudenswaardig zijn. Tijdens de archeologische begeleiding zijn negen werkputten aangelegd. Daarbij is voornamelijk gegraven in geroerde grond waarin al eerder nutsvoorzieningen waren aangelegd. Ook de werkputten in de groengebieden aan de Antwerpenweg bestaan uit (recent) geroerde grond tot op ontgravingsdiepte van de aannemer. In een gutsboring op de zuidoosthoek van het kruispunt van de Antwerpenweg met de Gideonweg werd op 2,10 m onder het maaiveld rietveen aangetroffen met daaronder dekzand, op 3,60 m diepte (-1,92 m NAP). In de Bornholmstraat zijn natuurlijke overspoelingslagen bestaande uit zand, klei en veen, aangetroffen tussen 0,83 en 1,40 m diepte (0,65 – 0,08 m NAP). Er zijn tijdens de graafwerkzaamheden geen archeologische vondsten gedaan, alleen een slak uit een verstoorde context (WP2). De uitgevoerde begeleiding diende om eventuele, bij het graafwerk te verstoren, archeologische resten te documenteren. Het uitgevoerde onderzoek betreft een opgraving (variant archeologische begeleiding), wat het einde betekent van de AMZ-cyclus (bijlage 2). Er zijn geen nieuwe archeologische vindplaatsen aangetroffen waar in toekomstig onderzoek rekening mee dient te worden gehouden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de toplaag (tot ongeveer 1 m diep) van het bodemprofiel dikwijls verstoord was door (sub)recent grondverzet. Bij toekomstige, diepere ingrepen op deze locatie dient rekening gehouden te worden met mogelijke intacte sporen die verband kunnen houden met bewoning of gebruik van het landschap.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    van Cranenburgh, Andreas; Veldhoen, Sara; De Gruijter, Michel;
    Publisher: Zenodo

    This dataset contains a corpus of 1346 novels from DBNL. Included are metadata, word counts, and syntactic features for the novels. The metadata includes variables related to canonicity: library information, secondary references, Wikipedia mentions, etc. The titles have been selected using the following criteria: Novels and novellas Originally written in Dutch First published 1800-2000 TEI from titles available on https://www.DBNL.org Acknowledgements: Information from libraries was contributed by Trudie Stoutjesdijk and Eddie de Kok from Data Warehouse.

Advanced search in Research products
Research products
arrow_drop_down
Searching FieldsTerms
Any field
arrow_drop_down
includes
arrow_drop_down
Include:
The following results are related to Digital Humanities and Cultural Heritage. Are you interested to view more results? Visit OpenAIRE - Explore.
23,782 Research products, page 1 of 2,379
  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Ferdinand Brunot (1860-1938);
    Publisher: Université de Paris, Archives de la parole

    Enregistré en France

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Pijpelink; Van de Vijver;
    Publisher: Zenodo

    Appendices bij het hoofdstuk 'Pijpelink A. & Van de Vijver K. 2022: Fysisch antropologisch onderzoek van 500 skeletten', in 'De Groote & Ervynck A. (red.), Ieper - De Meersen. Deel 1: Een kerk, kerkhof en abdij in de Ieperse binnenstad. Studie van de begravingen', een onderzoeksrapport van het agentschap Onroerend Erfgoed: Appendix 1: Inventaris van de overzichtsfoto’s per individu. Appendix 2.0: Onderzoeksresultaten per individu algemeen (TF: tandvorming, DL: maximum lengte van de diafyse, EF: mate van fusie van de verschillende elementen, AS: veranderingen op het auriculair oppervlak van het bekken, PS: veranderingen op de schaambeenvoeg (symphysis pubica) van het bekken, DW: slijtage van het tandoppervlak, CS: sluiting van de schedelnaden, EP: entheseale letsels, PNBF: periosteale nieuwe botvorming). Appendix 2.1: Overzicht van de verschillende observaties voor de gebitsgezondheid. Appendix 2.2: Overzicht van de aanwijzingen voor mogelijke metabolische stoornissen. Appendix 2.3: Overzicht van pathologische veranderingen op en rond de gewrichten. Appendix 2.4: Overzicht van het voorkomen van entheseale veranderingen. Appendix 2.5: Overzicht van het voorkomen van traumatische letsels. Appendix 2.6: Overzicht van het voorkomen van periosteale nieuwe botvormingen en aanwijzingen voor mogelijke infectie. Appendix 2.7: Overzicht van het voorkomen van overige ziekteverschijnselen. Appendix 2.8: Overzicht van het voorkomen van anomalieën op de beenderen. Appendix 3: Tabel met vergelijkingen van de maximumlengte van het dijbeen en gestalteberekening voor mannelijke individuen uit verschillende middeleeuwse en post-middeleeuwse skeletpopulaties uit Vlaanderen en Nederland (o.b.v. De Groote et al. 2011: tabel 7, p. 173; en Maat 2003: tabel 2). Appendix 4: Overzicht van de kenmerken van de grafcontext per individu.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Ploegaert, P.H.J.I.;
    Country: Netherlands

    Het archeologisch onderzoek in 2021 en 2022 heeft aangetoond dat voor de eerste ophogingen van de percelen de natuurlijke ondergrond is benut. De onderste lagen bestaan uit zandige klei en veen, gewonnen bij het uitgraven van de Scheepmakershaven. Het verklaart ook het geringe aantal vondsten; slechts enkele baksteenpuintjes en een enkel scherfje is hierin gevonden. Bestudering van de profielen van de opgraving leert dat de percelen tot aan de aanleg van de scheepshellingen, aan de zijde van de latere Boompjes, met een pakket grond van ongeveer 3 tot 4 meter zijn opgehoogd. Dit komt in grote lijnen overeen met de 12 Rotterdamse voet die in 17e -eeuwse kronieken wordt genoemd. Voorafgaand aan het archeologisch onderzoek was niet duidelijk wat er van de scheepswerven bewaard was gebleven. Uit het bodemprofiel van de mechanische grondboringen bleek dat de scheepshellingen mogelijk (deels) waren vergraven bij de onderkeldering van het voormalige kantoorgebouw. Van de inrichting van de scheepswerven zelf is een klein stukje van de beschoeiing teruggevonden, maar geen plankieren. Wel zijn de kenmerkende keien- en kiezellaag, en houtsnipperlagen bewaard gebleven. Deze lagen vormden respectievelijk de fundering van de hellingen en de afvallaag van houtbewerking op de werven. De lagen met houtsnippers tonen in het grootste deel van het onderzoeksgebied geen grote hellingshoek. Pas vanaf circa 6 á 7 meter uit de noordelijke damwand van de bouwkuip hellen de afvallagen duidelijker richting de Scheepmakershaven. Dit punt lijkt het begin van de scheepshellingen te markeren richting het noorden. Van de materialen en gereedschappen die op werven zijn gebruikt zijn alleen spijkers in allerlei maten gevonden. Van de bebouwing die na het verdwijnen van de scheepswerven op dit gedeelte tussen de Boompjes en de Scheepmakershaven is gebouwd, zijn enkele sporen bewaard gebleven. Het betreft beschoeiingen op de grens van percelen aan de oostzijde van de Grote Draaisteeg waar al in de 17e eeuw sprake was van bebouwing. De beschoeiingen bestonden uit palen met planken en een bakstenen muur. Ze dienden tevens om percelen op te kunnen hogen zonder dat aangrenzende percelen daar last van hadden. Op een van de percelen aan de Boompjes is tijdens de begeleiding een tonput gevonden. Dergelijke tonnen werden vaak secundair gebruikt als afvaltonnen en ingegraven op een erf. Deze ton bevatte geen vondsten, maar dateert vermoedelijk uit de 18e of 19e eeuw.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Publisher: Antea Group
  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Publisher: Antea Group
    Country: Netherlands

    Antea Group 435827. In de periode van 26 november 2018 tot en met 19 november 2019 is een opgraving, variant archeologische begeleiding, uitgevoerd op verschillende locaties aan de Noorderhaven, Lopende Diep en Lage der A (zie afb. 1). De aanleiding voor dit onderzoek is de vervanging van lagedruk gasleidingen onder het trottoir op deze locaties. Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Binnenstad. Voor het gehele bestemmingsplangebied geldt een dubbelbestemming ‘waarde archeologie 1’. In de regelgeving zijn plangebied met ingrepen tot een omvang van 30 m2 en alle ingrepen tot een diepte van 0,3 m – mv vrijgesteld van archeologisch onderzoek. De werkgaten die voor de ingreep moesten worden aangelegd hadden een afmeting van ongeveer 8-4 m lang, 4 m breed en 1,5 tot 2,0 m diep. In totaal bedroeg de omvang van de werkgaten circa 300 m2 . Hoewel één werkgat een geringere omvang heeft dan 30 m2, moet voor de gemeentelijke toets het gehele plangebied worden beschouwd (dus de oppervlakte per werkgat, vermenigvuldigd met negentien). De vrijgestelde omvang wordt hiermee overschreden en archeologisch onderzoek is daarmee verplicht. Voor de uitvoering van dit archeologisch onderzoek is een opgraving, variant archeologische begeleiding, de meest passende methode. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).1 Uit dit onderzoek komt naar voren dat de bodem in het grootste gedeelte van het tracé volledig verstoord was, tot circa 1.20 m (of maximale ontgravingsdiepte van 1.50 m) beneden het maaiveld. Plaatselijk kan rond 1 m beneden het maaiveld mogelijke grachtvulling van de binnenste (11e eeuw) of buitenste stadsgracht (15e eeuw) aanwezig zijn, zoals is aangetroffen in werkputten 4 en 17. Op basis van de resultaten van het onderhavige onderzoek kan in het algemeen echter worden geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van archeologie in dit gebied klein is.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    G.B Bosgraaf;
    Publisher: Antea Group
    Country: Netherlands

    Antea Group 436679. Van 20 oktober 2020 tot en met 24 februari 2021 heeft Antea Group een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Verlengde Hereweg te Groningen. De aanleiding tot het uitvoeren van dit archeologisch onderzoek (opgraving, variant archeologische begeleiding) is het vervangen van gaslagedrukleidingen in de Villabuurt te Groningen. Het betreft werkzaamheden aan de Verlengde Hereweg, over een totale afstand van circa 800 m. De leidingsleuf varieert in diepte, maar is gemiddeld aangelegd tot 1,30 m -mv. De maximale ontgravingsdiepte betrof 1,70 m -mv. De breedte van de leidingsleuf varieert tussen de 0,9 m en 2,20 m. Het plangebied heeft in het bestemmingsplan Coendersborg een dubbelbestemming ‘archeologie waarde 2’. Volgens de regels die hierbij gelden is een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) noodzakelijk voor het leggen van leidingen. Archeologisch onderzoek is dus voor de voorgenomen ingreep verplicht. Omdat het gebied op de Hondsrug ligt geldt een hoge archeologische verwachting. Deze hoge verwachting geldt met name voor de periode paleolithicum-vroege middeleeuwen. Daarnaast is het gebied historisch in gebruik als toegangsweg tot de binnenstad van Groningen. Het gebied is wel gevoelig geweest voor verstoring door de eeuwen heen. Daarom bestaat de kans ook dat geen of weinig archeologische resten zullen worden aangetroffen. De verwachting is eventuele resten van een voorganger of voorgangers van de huidige Verlengde Hereweg aan te treffen. Aan de hand van subvragen (zie H3) zal getracht worden de centrale vraag van het onderzoek te beantwoorden: Zijn er binnen het onderzoeksgebied één of meer vindplaatsen aanwezig? Tijdens het onderzoek zijn twee sporen aangetroffen: een mangat uit de Tweede Wereldoorlog en resten van een privéstraatje of stoep uit de 19e eeuw. Het privéstraatje of stoepje hoort bij een voorganger van het erf van Verlengde Hereweg 204. Het mangat hoort mogelijk bij het Rijksmonument aan Hondsruglaan 27. Dit is een jaren ’30 villa met verdedigingswerken die in de oorlog door de Duitsers bezet is. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodemopbouw in vrijwel het hele plangebied volledig verstoord is tot aan de ontgravingsdiepte of de natuurlijke ondergrond. De hoge archeologische verwachting is in het huidige tracé niet gebleken (tot de ontgravingsdiepte) vanwege recente verstoringen. Dieper dan de maximale ontgravingsdiepte in delen waar de natuurlijke ondergrond niet is aangetroffen kunnen echter nog wel archeologische sporen of vondsten voorkomen, aangezien het pleistocene dekzand hier niet geraakt is. Sporen of vondsten uit met name de steentijd kunnen daarom nog wel aangetroffen worden. In de nabijheid van het plangebied geldt dat de archeologische verwachting nog steeds hoog is. Het gebied ligt op de Hondsrug en is onderdeel van een belangrijke historische toegangsweg naar Groningen. Bij toekomstig onderzoek in de buurt van het plangebied zal dus rekening moeten worden gehouden met archeologische lagen in de grond.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Country: Netherlands

    AnteaGroup projectnummer 460624. In de Oosterstraat in Groningen zijn gasleidingen vervangen. Vanwege de ligging binnen een archeologisch monument, namelijk de stad Groningen, zijn de bodemingrepen uitgevoerd onder archeologische begeleiding (protocol 4004) door Antea Group. Dit is gebeurd in september en oktober 2021. De civieltechnische ontgravingen zijn administratief onderscheiden als achttien afzonderlijke werkputten. Na het verwijderen van de verharding is de grond verwijderd door middel van een grondzuigwagen. De grootte van de werkputten varieerde van ca. 4 m2 tot ca. 14 m2 . Ook de ontgravingsdiepte was variabel met dieptes van 0,7 tot ruim 1,6 m onder maaiveld. Vanwege de ligging binnen de stad Groningen en binnen de zone van middeleeuwse verdedigingswerken was de vraagstelling daarop gericht. In de praktijk bleek dat de bodem in de meeste werkputten geheel of grotendeels verstoord was. Desondanks heeft de begeleiding archeologische informatie opgeleverd in de vorm van voornamelijk oude funderingsresten en enkele vondsten uit de nieuwe tijd.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Thasing, S.;
    Country: Netherlands

    Antea Group projectnummer 461549 Op 20 en 23 april 2020 voerde Antea Group Archeologie een archeologische begeleiding uit aan de Kerkstraat en Damsterweg te Kloosterburen, in de gemeente Het Hogeland. De aanleiding hiervoor was de aanleg van een middenspanningskabel vanaf het transformatorhuisje Kerkstraat 20T, tussen Kerkstraat 20 en 22, in noordelijke richting langs de Damsterweg naar transformatorhuisje Damsterweg 38T. Hierbij zijn twee tracédelen aangelegd in open ontgraving: tussen Kerkstraat 20 en 22 (dorpskern Kloosterburen) en bij Damsterweg 38T (net buiten bebouwde kom Kloosterburen). Bij deze twee locaties bevinden zich twee AMK-terreinen: 5757 en 5085. Beide terreinen zijn planologisch beschermd door middel van het gemeentelijk bestemmingsplan “Kleine kernen”. In de planregels is geen oppervlaktevrijstelling opgenomen (0 m2). Omdat open ontgravingen op bovengenoemde locaties volgens opgaaf niet of nauwelijks leek te overlappen met al bestaande kabelsleuven bestaat kans op het verstoren van archeologische resten (sporen en vondsten).1 Voor de aanleg van de middenspanningskabel is gemiddeld 0,8 m -mv gegraven. De sleufbreedte bedroeg ongeveer 0,4 m. De sleuflengte van de open ontgravingen bij de Kerkstraat en Damsterweg was gezamenlijk circa 30 m. De totale oppervlakte van de open ontgravingen bedroeg daarbij ongeveer 20 m2. Bij genoemde werkzaamheden in open ontgraving wordt de oppervlakte vrijstellingsgrens uit het bestemmingsplan niet overschreden, maar de dieptegrens wel. Daarom is een archeologische begeleiding geadviseerd en uitgevoerd bij beide locaties die in open ontgraving zijn aangelegd. De begeleiding leverde alleen recente verstoringen op, die tot de maximale ontgravingsdiepte van circa 0,8 m beneden het maaiveld zijn aangetroffen. Onder die recente gelaagdheid word ook de vulling van een (sub)recente sloot gerekend. Archeologische waarden (sporen en vondsten) zijn niet waargenomen tijdens dit onderzoek. De verstoringen die in het hele ontgraven deel aanwezig waren, zijn te verklaren door aanwezigheid van ingravingen voor oudere kabels en leidingen. Daarnaast is een ontgravingsdiepte van ongeveer 80 cm beneden het maaiveld ondiep als het gaat om het aantreffen van archeologische waarden in het terpen- en wierdengebied. Eerdere begeleidingen bij de aanleg van kabels- en leidingen in dit gebied leren ons dat er ook beneden een verstoord pakket nog intacte wierdelagen aanwezig kunnen zijn. Dit is mogelijk ook het geval bij het huidige tracé.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    Bosgraaf, G.B;
    Publisher: DANS Data Station Archaeology
    Country: Netherlands

    Antea Group 466484. Antea Group heeft in de periode mei 2021 tot en met juli 2021 een archeologisch veldonderzoek (Opgraving, variant archeologische begeleiding) uitgevoerd aan de Gideonweg en Antwerpenweg in Groningen. Aanleiding voor het veldonderzoek is het vervangen van kabels en leidingen aan de Gideonweg en Antwerpenweg in Groningen waarbij aanwezige archeologische resten verstoord zouden kunnen worden. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning. Het tracé ligt binnen het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Zuidoost onherroepelijk’ (vastgesteld 2013-06-26) en heeft een dubbelbestemming waarde archeologie 2. Een archeologische verwachting is in een quickscan kort beschreven, gevolgd door een PvE met geïntegreerd bureauonderzoek waaraan een oplegvel is toegevoegd. Voor het plangebied gold een brede verwachting voor de datering van vindplaatsen van laatpaleolithicum tot nieuwe tijd. De te verwachten complextypen variëren van nederzettingsresten en deposities tot agrarisch gebruik. De vraagstelling die hieruit volgde, was of er binnen het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn die mogelijk behoudenswaardig zijn. Tijdens de archeologische begeleiding zijn negen werkputten aangelegd. Daarbij is voornamelijk gegraven in geroerde grond waarin al eerder nutsvoorzieningen waren aangelegd. Ook de werkputten in de groengebieden aan de Antwerpenweg bestaan uit (recent) geroerde grond tot op ontgravingsdiepte van de aannemer. In een gutsboring op de zuidoosthoek van het kruispunt van de Antwerpenweg met de Gideonweg werd op 2,10 m onder het maaiveld rietveen aangetroffen met daaronder dekzand, op 3,60 m diepte (-1,92 m NAP). In de Bornholmstraat zijn natuurlijke overspoelingslagen bestaande uit zand, klei en veen, aangetroffen tussen 0,83 en 1,40 m diepte (0,65 – 0,08 m NAP). Er zijn tijdens de graafwerkzaamheden geen archeologische vondsten gedaan, alleen een slak uit een verstoorde context (WP2). De uitgevoerde begeleiding diende om eventuele, bij het graafwerk te verstoren, archeologische resten te documenteren. Het uitgevoerde onderzoek betreft een opgraving (variant archeologische begeleiding), wat het einde betekent van de AMZ-cyclus (bijlage 2). Er zijn geen nieuwe archeologische vindplaatsen aangetroffen waar in toekomstig onderzoek rekening mee dient te worden gehouden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de toplaag (tot ongeveer 1 m diep) van het bodemprofiel dikwijls verstoord was door (sub)recent grondverzet. Bij toekomstige, diepere ingrepen op deze locatie dient rekening gehouden te worden met mogelijke intacte sporen die verband kunnen houden met bewoning of gebruik van het landschap.

  • Open Access Dutch; Flemish
    Authors: 
    van Cranenburgh, Andreas; Veldhoen, Sara; De Gruijter, Michel;
    Publisher: Zenodo

    This dataset contains a corpus of 1346 novels from DBNL. Included are metadata, word counts, and syntactic features for the novels. The metadata includes variables related to canonicity: library information, secondary references, Wikipedia mentions, etc. The titles have been selected using the following criteria: Novels and novellas Originally written in Dutch First published 1800-2000 TEI from titles available on https://www.DBNL.org Acknowledgements: Information from libraries was contributed by Trudie Stoutjesdijk and Eddie de Kok from Data Warehouse.