- home
- Advanced Search
14,177 Research products, page 1 of 1,418
Loading
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:A, S.J.H. van der (ProRail);A, S.J.H. van der (ProRail);Publisher: ProRail
Op het emplacement Kijfhoek zijn verschillende projecten gepland om het kenmerkende Heuvelsysteem te moderniseren en de levensduur ervan te verlengen. Het Heuvelsysteem is eind 1990 opgeleverd en is aan het einde van zijn technische levensduur. Deze projecten gaan gepaard met bodemingrepen, waardoor het archeologisch bodemarchief mogelijk verstoord raakt. De oudste bewoning heeft plaatsgevonden op het rivierduin. Op de oevers van de Devel is op een aantal plekken middeleeuwse bewoning (11e eeuw) vastgesteld. Voor de rivierduinen geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf het Mesolithicum; de stroomgordel van de Devel heeft een hoge verwachting voor bewoning gedurende de IJzertijd/Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen. Ook zijn hier 14e-eeuwse boerderijplaatsen te verwachten van na de bedijking van de Devel. Ten aanzien van de komgebieden geldt een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode IJzertijd/Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen. De heuvel op het rangeerterrein is opgehoogd met ongeveer 3 tot wel 7,5 meter; het rangeerterrein zelf met ongeveer 1,5 meter. Alle ingrepen in dit ophoogpakket en in de 30 cm daaronder kunnen worden verricht zonder het risico archeologische waarden te verstoren. Voor ingrepen ter plaatse van de oeverwallen van de Devel en de rivierduinen, die dieper reiken dan het ophoogpakket en de 30 cm daaronder (circa 1,8 m -NAP), moet eerst een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de ingrepen en in overleg met de archeologisch deskundige van de gemeente Zwijndrecht zal worden bepaald in welke vorm dit onderzoek kan plaatsvinden. In de delen van het plangebied buiten de oeverwallen en rivierduinen wordt geen archeologisch onderzoek nodig geacht. Deze zones zijn als ‘vrijgeven’ aangeduid op de advieskaart.
- Other research product . Other ORP type . 2018Open Access DutchAuthors:Ruijters, M.H.P.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Ruijters, M.H.P.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Publisher: RAAP Archeologisch Adviesbureau
In het plangebied vindt een bestemmingsplanwijziging plaats, waarbij de aanwezige bedrijfsgebouwen plaatsmaken voor een woonhuis en bijgebouwen.
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:Vaessen, R.A. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv); Verhoeven, M.P.F. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv);Vaessen, R.A. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv); Verhoeven, M.P.F. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv);Publisher: RAAP Archeologisch Adviesbureau bv
In het kader van de verbreding van de A58 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een update uitgevoerd van twee bureauonderzoeken. De resultaten van beide updates wordt hieronder beschreven. Rapport 3687 - Tilburg/Eindhoven Het onderhavig onderzoek vormt een update van een eerder door Econsultancy uitgevoerd onderzoek in het kader van de verbreding van de A58 tussen Eindhoven en Tilburg (Stiekema, 2015). Het belangrijkste doel hierbij was om na te gaan in hoeverre recente onderzoeken en ontwikkelingen de conclusies uit dit eerdere onderzoek beïnvloeden. Tevens is de archeologische verwachtingskaart op basis van de laatste gegeven geüpdatet. Uit het onderzoek blijkt dat er weinig verschillen zijn waar te nemen ten opzichte van het eerdere bureauonderzoek en de conclusies zijn dan ook over het algemeen vergelijkbaar. Wel is inmiddels duidelijk geworden dat er gekozen wordt om de A58 te verbreden naar 2x3 banen en niet voor een variant van 2x2 rijstroken met een spitsstrook. Hierdoor wordt de kans vergroot dat archeologische waarden in de bodem verstoord worden doordat de grond waarin zich bevinden wordt afgegraven of anderszins wordt geroerd. Op basis van onderhavige update zijn er geen grootschalige aanpassingen nodig aan de conclusies getrokken in het rapport van Econsultancy. Net als in dit eerdere onderzoek wordt geadviseerd om een archeologisch onderzoek uit te voeren in de vorm van verkennende boringen. Zones die reeds als verstoord zijn aangemerkt of al zijn onderzocht zijn vrijgesteld van onderzoek. In het eerdere bureauonderzoek van Econsultancy zijn ook gebieden met een lage archeologische verwachting vrijgesteld van onderzoek. Toch overschrijden de geplande werkzaamheden de ondergrenzen die gelden voor deze categorie, waardoor ook deze gebieden in principe in aanmerking voor onderzoek. In de huidige planontwerp betekent dit dat voor vrijwel het gehele tracé in aanmerking komt voor vervolgonderzoek. Ten aanzien van het beschermde archeologisch monument in de gemeente Oirschot dient de omgang hiermee in samenspraak met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te worden bepaald. Werkzaamheden in dit gebied zijn namelijk vergunningsplichtig. Door het uitvoeren van het verkennend booronderzoek in een vroege fase van het project kunnen de archeologische risicogebieden in een vroeg stadium in kaart gebracht worden gebracht. Op basis hiervan kan vervolgens niet alleen worden bepaald of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is en welke vorm dit onderzoek het beste kan hebben, maar kunnen er, waar mogelijk, eventueel ook aanpassingen aan de ontwerpplannen worden gemaakt waarmee potentiële archeologische resten worden ontzien en waar archeologisch onderzoek dan ook niet meer noodzakelijk is. Bovendien kunnen de gegevens uit het booronderzoek dienen om in een latere fase, wanneer de definitieve plannen en de daarbij horende planning van het project bekend zijn, prioriteit te geven aan bepaalde zones waar archeologisch vervolgonderzoek aan de orde is om zodoende de risico’s van archeologisch onderzoek en eventuele vertragingen die dit kunnen opleveren zowel mogelijk te beperken. Rapport 3889 - Breda In opdracht van Witteveen + Bos Raadgevende ingenieurs B.V. heeft RAAP in mei 2019 een bureaustudie uitgevoerd in het kader van de geplande verbreding van de A58 (InnovA58) ten zuiden van Breda (traject Sint Annabosch-Galder) in de gemeente Breda. Voor het onderzoeksgebied is reeds in een eerder stadium een bureauonderzoek uitgevoerd door Econsultancy. Alhoewel de omvang en diepte van de bodemingrepen nog niet volledig bekend is, kan er gezien de lage ondergrenzen (30 cm & 0 en 100 m²) van worden uitgegaan dat er in de zones met het archeologisch monument van waarde, en een hoge-, middelhoge- en lage verwachting nader onderzoek aan de orde is. Er wordt aangeraden om in alle zones waar volgens het gemeentelijk beleid de ondergrenzen ten aanzien van archeologie worden overschreden een archeologisch onderzoek in de vorm van verkennende boringen uit te voeren in de zones waar werkzaamheden gaan plaatsvinden buiten de huidige wegtracés. In de huidige planontwerp betekent dit dat voor vrijwel het gehele tracé in aanmerking komt voor vervolgonderzoek. De boringen dienen aan weerszijden van de weg om de 50 meter boringen worden gezet met een kleine handmatige boor (Edelmanboor 7 cm en/of zandguts 3 cm). Op bekende vindplaatsen dienen er minstens vijf boringen te worden gezet. Deze boringen hebben tot doel de gaafheid van de bodem, en daarmee de noodzaak tot verder onderzoek, te bepalen. Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
- Other research product . Other ORP type . 2022Open Access DutchAuthors:Corporaal, S. (Synthegra Archeologie);Corporaal, S. (Synthegra Archeologie);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
De tijdens het inventariserend veldonderzoek gehanteerde onderzoeksmethode is conform het PvE. Ook de 32 boorlocaties zijn direct uit het PvE overgenomen, met als enige aanpassingen dat een tweetal boringen in het zuidelijke deel, ter hoogte van het te slopen pand verzet zijn vanwege aanwezige vervuiling in de bodem. Binnen het pand in het zuiden van het onderzoeksgebied, is met behulp van 5 mechanische beton-boringen de verharding verwijderd. De boorlocaties en maaiveldhoogtes zijn ingemeten met behulp van GPS. Binnen het pand is dit niet gelukt en zijn de boorlocaties met meetlinten ingemeten en is de hoogte genomen van de vloer net buiten het pand en is deze waarde voor al deze 5 boringen overgenomen. Direct onder maaiveld is er geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. Vanaf circa 100 cm is er geboord met een guts met een diameter van 3 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot in de top van de zandige afzettingen van Calais, tot een diepte van maximaal 460 cm. Het opgeboorde sediment is verbrokkeld en/of versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Met extra nauwkeurigheid is gekeken naar de bodemtrajecten die, zoals eerder beschreven, een hoog verwachtingspatroon toebedeeld hebben gekregen. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 5104 en bodemkundig geïnterpreteerd
- Other research product . Other ORP type . 2021Open Access DutchAuthors:van Bussel, A.T.L.E. (Transect b.v.);van Bussel, A.T.L.E. (Transect b.v.);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
In opdracht van de Provincie Gelderland heeft Transect b.v. in april tot en met juni en september 2019 een archeologisch proefsleuvenonderzoek en een opgraving (variant archeologische begeleiding) uitgevoerd in het kader van de verbinding van de A15 met de N839 tussen Bemmel en Huissen (gemeente Lingewaard). De nieuwe aansluiting heeft een tracélengte van circa 2,25 km. In het kader van de aansluiting wordt de weg verbreed, waarvoor onder andere sloten, groenvoorzieningen en kabels en leidingen worden verlegd en kruispunten worden gereconstrueerd. De werkzaamheden hebben bodemverstoringen tot verschillende diepten tot gevolg.
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:Rap, J. (Transect);Rap, J. (Transect);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
In juli 2017 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Autoweg 1 in Rhenen (gemeente Rhenen). De aanleiding van het onderzoek vormt voorgenomen nieuwbouw van een woning en uitgeven van een bouwvlak. Hiervoor dient in eerste instantie een bestemmingsplanwijziging te worden aangevraagd, waarna voor de daadwerkelijke ingrepen een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd. In de ruimtelijke procedure voor een bestemmingsplanwijziging is het altijd noodzakelijk vast te stellen wat de archeologische waarde van het plangebied is, om zo de omgang met deze archeologische waarden in het bestemmingsplan op te kunnen nemen. Daarnaast zal, toegespitst op het plangebied, bij de voorgenomen ingrepen in het plangebied grondverzet plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord. Om de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen laten plaatsvinden, is op grond van het bestemmingsplan Consolidatieplan Buitengebied Rhenen (2015) als onderdeel van de vergunningsaanvraag een archeologisch vooronderzoek nodig. Dit rapport beschrijft de resultaten van het archeologisch vooronderzoek in het plangebied en voorziet in die plicht. Uit zowel het bureauonderzoek als het veldonderzoek is gebleken dat in een het plangebied een hoge verwachting is vast te stellen op de aanwezigheid van resten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Deze verwachting is enerzijds gebaseerd op ligging van het plangebied nabij een zeer groot aantal vondsten en AMK-terreinen en anderzijds op het aantreffen van een deels intacte bodemopbouw en archeologische indicatoren in het plangebied. Deze deels intacte bodemopbouw bestaat uit een restant van een oude ploeglaag, danwel een restant van een B-horizont. De vondsten beslaan vooralsnog een zeer brede periode, uiteenlopend van het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Voor de periode Laat-Paleolithicum en Mesolithicum is de hoge verwachting bij te stellen naar een lage verwachting, gebaseerd op het aantreffen van een afgetopt oorspronkelijke bodemopbouw. Deze resten kunnen worden aangetroffen vanaf een diepte van ongeveer 15 cm -Mv. De voorgenomen ingrepen in het plangebied, de bouw van een woning, vormt daarmee een bedreiging voor eventuele archeologische waarden die zich nog in de ondergrond bevinden.
- Other research product . Other ORP type . 2021Open Access DutchAuthors:Seinen, P.A. (AWN);Seinen, P.A. (AWN);Publisher: AWN
This report describes the archaeological investigation by means of ground penetrating radar at the Breedenhorst in Heino.
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:Kuijl, E.E.A. van der (Hamaland Advies);Kuijl, E.E.A. van der (Hamaland Advies);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
Hamaland Advies heeft in opdracht van SGS Search Ingenieursbureau een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor de geplande nieuwbouw op een bedrijventerrein langs de A12 bij Bleiswijk. Het plangebied bevindt zich tussen de Hollandweg en Klappolder te Bleiswijk, gemeente Lansingerland (zie Afbeelding 1 en bijlage 1). Het plangebied heeft een oppervlakte van 114.457 m². De exacte nieuwe verstoringsdiepte is onbekend, maar zal vermoedelijk meer dan 80 cm minus maaiveld (vorstvrij) bedragen. Op de herziene archeologische beleidskaart van Lansingerland uit 20161 heeft het plangebied deels een middelhoge archeologische verwachting (zone VI) en deels geen archeologische verwachting. Op grond van het gemeentelijk beleid geldt voor een middelhoge verwachting (zone VI) een vrijstellingsgrens voor bodemingrepen tot 1.000 m² en 250 cm –maaiveld. Vanwege de overschrijding van de vrijstellingsgrens is door Hamaland Advies in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek conform KNA 4.0 en BRL protocol 4002 uitgevoerd. In aanvulling is in de delen van het plangebied met een middelhoge archeologische verwachting op de herziene archeologische beleidskaart van Lansingerland uit 20162 een verkennend booronderzoek uitgevoerd conform KNA 4.0 en BRL protocol 4003. Conclusie Het bureauonderzoek toont aan dat binnen het plangebied eventueel archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum kunnen worden aangetroffen. Er is geen archeologische verwachting voor de periode IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen, omdat het plangebied toen bedekt was door een veenpakket, dat vanaf de Late Middeleeuwen is ontgonnen. Voor de periode Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd geldt een lage verwachting, omdat op historische kaarten geen bebouwing is waargenomen en het plangebied tot in de 21e eeuw in gebruik is geweest voor agrarische doeleinden. Door de realisatie van het bestaande bedrijventerrein is een deel van de bodem vermoedelijk verstoord geraakt tot op een diepte van 80cm –mv. Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een subrecente ophoging met puinhoudende zandige klei die op een diepte tussen 90 cmmv en 180 cm-mv overgaat in afzettingen van het Laagpakket van Wormer (bedding- op oeverafzettingen en wadafzettingen). De verwachtte inversierug is op een aantal plaatsen binnen het plangebied aangetroffen vanaf 245 cm-mv en wordt, als onderdeel van de Delftstroomgordel, gerekend tot de Formatie van Echteld. Zowel in de afzettingen van het Laagpakket van Wormer als in de stroomgordelafzettingen zijn geen niveaus met bodemvorming aangetroffen die kunnen wijzen op mogelijkheden voor menselijke bewoning in het plangebied. Er is sprake van een natuurlijk en geleidelijk profielverloop onder de subrecente ophoging. Ook zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen tijdens het veldwerk. Selectieadvies Op basis van de tijdens het veldwerk aangetroffen bodemopbouw met bedding- op oeverafzettingen en wadafzettingen van het Laagpakket van Wormer eventueel op stroomgordelafzettingen van de Formatie van Echteld, waarin geen aanwijzingen voor bodemvorming door menselijk handelen en geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen, wordt de kans zeer klein geacht dat in het plangebied sprake is van een intacte archeologische vindplaats. Wij adviseren daarom om geen verder vervolgonderzoek uit te laten voeren. Tevens kan de verwachting op de Beleidsadvieskaart bijgesteld worden naar Laag. Voorbehoud Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wijst Hamaland Advies erop dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. Het conceptrapport van het bureauonderzoek is op 12 april 20183 getoetst door de archeologisch adviseur van gemeente Lansingerland, mw. L. Bekkers BA. Het conceptrapport van het booronderzoek is op 8 mei 20184 getoetst door mw. L. Bekkers BA. De opmerkingen op het bureauonderzoek en het booronderzoek zijn doorgevoerd in deze definitieve versie (2.0) van de rapportage. Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (Erfgoedwet 1-7-2016, art. 5.10 en 5.11) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort en de archeologisch adviseur (mw. L. Bekkers BA) van de Gemeente Lansingerland.
- Other research product . Other ORP type . 2018Open Access DutchAuthors:Roymans, J.A.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Roymans, J.A.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Publisher: RAAP Archeologisch Adviesbureau
Deelgebied 3 Archeologische begeleidng graafwerken oude Maasarm. Aanvulling op onderzoeksmeldingen 46109 (deelgebied 1) en 58396 (deelgebied 2). deelgebied 2 Aanvulling op onderzoeksmelding 46109 (melding voor deelgebied 1): archeologische begeleiding graafwerken oude Maasarm. Veiligheids- en Natuurproject Keent
- Other research product . Other ORP type . 2021Open Access DutchAuthors:Hullegie, A.G.J. (Lycens);Hullegie, A.G.J. (Lycens);Publisher: Lycens
Gedurende het veldonderzoek is vastgesteld dat de bodem bestaat uit een bouwvoor gevormd in een 0,4 tot 0,6 m dik humeus dek waaronder 7 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (BO en IVO-O) Jan Steenstraat, Steenwijk 27 augustus 2021 een laag dekzand ligt met in sommige boringen een laag lemig zand (keizand) op de overgang naar het onderliggende keileem. Een intact laarpodzol bodemprofiel is niet waargenomen. Ter hoogte van boring 1, 5, 6 en 8 is de bodem verstoord tot ver onder het verwachte archeologische niveau. Ter hoogte van boring 6 is de bodem waarschijnlijk verstoord bij het uitgraven van de bouwkuip bij de bouw van de woning. Ook de verstoring van de top van het keileem ter hoogte van boring 1, 5 en 8 is waarschijnlijk te relateren aan werkzaamheden bij de aanleg van de woonwijk. Ter hoogte van deze boringen worden gezien de diepe verstoring geen archeologische resten meer verwacht. Op basis van informatie aangeleverd door een bewoner is duidelijk geworden dat de funderingen van de woningen de bodem tot minimaal 0,5 m beneden maaiveld hebben verstoord. Onder de vloeren is sprake van een kruipruimte van ca. 0,3 m diep, de woningen zijn niet voorzien van een kelder. Ter hoogte van boring 6 bleek de bodem tot 1,2 m -mv verstoord (2,07 NAP), als dit als gevolg van de bouw van de woning is veroorzaakt dan is het niet waarschijnlijk dat onder de woningen nog intacte archeologische resten bewaard zijn gebleven. Door het ontbreken van bouwtekeningen van de woonwijk kan dit echter niet met zekerheid worden vastgesteld.
14,177 Research products, page 1 of 1,418
Loading
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:A, S.J.H. van der (ProRail);A, S.J.H. van der (ProRail);Publisher: ProRail
Op het emplacement Kijfhoek zijn verschillende projecten gepland om het kenmerkende Heuvelsysteem te moderniseren en de levensduur ervan te verlengen. Het Heuvelsysteem is eind 1990 opgeleverd en is aan het einde van zijn technische levensduur. Deze projecten gaan gepaard met bodemingrepen, waardoor het archeologisch bodemarchief mogelijk verstoord raakt. De oudste bewoning heeft plaatsgevonden op het rivierduin. Op de oevers van de Devel is op een aantal plekken middeleeuwse bewoning (11e eeuw) vastgesteld. Voor de rivierduinen geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf het Mesolithicum; de stroomgordel van de Devel heeft een hoge verwachting voor bewoning gedurende de IJzertijd/Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen. Ook zijn hier 14e-eeuwse boerderijplaatsen te verwachten van na de bedijking van de Devel. Ten aanzien van de komgebieden geldt een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode IJzertijd/Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen. De heuvel op het rangeerterrein is opgehoogd met ongeveer 3 tot wel 7,5 meter; het rangeerterrein zelf met ongeveer 1,5 meter. Alle ingrepen in dit ophoogpakket en in de 30 cm daaronder kunnen worden verricht zonder het risico archeologische waarden te verstoren. Voor ingrepen ter plaatse van de oeverwallen van de Devel en de rivierduinen, die dieper reiken dan het ophoogpakket en de 30 cm daaronder (circa 1,8 m -NAP), moet eerst een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van de ingrepen en in overleg met de archeologisch deskundige van de gemeente Zwijndrecht zal worden bepaald in welke vorm dit onderzoek kan plaatsvinden. In de delen van het plangebied buiten de oeverwallen en rivierduinen wordt geen archeologisch onderzoek nodig geacht. Deze zones zijn als ‘vrijgeven’ aangeduid op de advieskaart.
- Other research product . Other ORP type . 2018Open Access DutchAuthors:Ruijters, M.H.P.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Ruijters, M.H.P.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Publisher: RAAP Archeologisch Adviesbureau
In het plangebied vindt een bestemmingsplanwijziging plaats, waarbij de aanwezige bedrijfsgebouwen plaatsmaken voor een woonhuis en bijgebouwen.
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:Vaessen, R.A. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv); Verhoeven, M.P.F. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv);Vaessen, R.A. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv); Verhoeven, M.P.F. (RAAP Archeologisch Adviesbureau bv);Publisher: RAAP Archeologisch Adviesbureau bv
In het kader van de verbreding van de A58 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een update uitgevoerd van twee bureauonderzoeken. De resultaten van beide updates wordt hieronder beschreven. Rapport 3687 - Tilburg/Eindhoven Het onderhavig onderzoek vormt een update van een eerder door Econsultancy uitgevoerd onderzoek in het kader van de verbreding van de A58 tussen Eindhoven en Tilburg (Stiekema, 2015). Het belangrijkste doel hierbij was om na te gaan in hoeverre recente onderzoeken en ontwikkelingen de conclusies uit dit eerdere onderzoek beïnvloeden. Tevens is de archeologische verwachtingskaart op basis van de laatste gegeven geüpdatet. Uit het onderzoek blijkt dat er weinig verschillen zijn waar te nemen ten opzichte van het eerdere bureauonderzoek en de conclusies zijn dan ook over het algemeen vergelijkbaar. Wel is inmiddels duidelijk geworden dat er gekozen wordt om de A58 te verbreden naar 2x3 banen en niet voor een variant van 2x2 rijstroken met een spitsstrook. Hierdoor wordt de kans vergroot dat archeologische waarden in de bodem verstoord worden doordat de grond waarin zich bevinden wordt afgegraven of anderszins wordt geroerd. Op basis van onderhavige update zijn er geen grootschalige aanpassingen nodig aan de conclusies getrokken in het rapport van Econsultancy. Net als in dit eerdere onderzoek wordt geadviseerd om een archeologisch onderzoek uit te voeren in de vorm van verkennende boringen. Zones die reeds als verstoord zijn aangemerkt of al zijn onderzocht zijn vrijgesteld van onderzoek. In het eerdere bureauonderzoek van Econsultancy zijn ook gebieden met een lage archeologische verwachting vrijgesteld van onderzoek. Toch overschrijden de geplande werkzaamheden de ondergrenzen die gelden voor deze categorie, waardoor ook deze gebieden in principe in aanmerking voor onderzoek. In de huidige planontwerp betekent dit dat voor vrijwel het gehele tracé in aanmerking komt voor vervolgonderzoek. Ten aanzien van het beschermde archeologisch monument in de gemeente Oirschot dient de omgang hiermee in samenspraak met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te worden bepaald. Werkzaamheden in dit gebied zijn namelijk vergunningsplichtig. Door het uitvoeren van het verkennend booronderzoek in een vroege fase van het project kunnen de archeologische risicogebieden in een vroeg stadium in kaart gebracht worden gebracht. Op basis hiervan kan vervolgens niet alleen worden bepaald of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is en welke vorm dit onderzoek het beste kan hebben, maar kunnen er, waar mogelijk, eventueel ook aanpassingen aan de ontwerpplannen worden gemaakt waarmee potentiële archeologische resten worden ontzien en waar archeologisch onderzoek dan ook niet meer noodzakelijk is. Bovendien kunnen de gegevens uit het booronderzoek dienen om in een latere fase, wanneer de definitieve plannen en de daarbij horende planning van het project bekend zijn, prioriteit te geven aan bepaalde zones waar archeologisch vervolgonderzoek aan de orde is om zodoende de risico’s van archeologisch onderzoek en eventuele vertragingen die dit kunnen opleveren zowel mogelijk te beperken. Rapport 3889 - Breda In opdracht van Witteveen + Bos Raadgevende ingenieurs B.V. heeft RAAP in mei 2019 een bureaustudie uitgevoerd in het kader van de geplande verbreding van de A58 (InnovA58) ten zuiden van Breda (traject Sint Annabosch-Galder) in de gemeente Breda. Voor het onderzoeksgebied is reeds in een eerder stadium een bureauonderzoek uitgevoerd door Econsultancy. Alhoewel de omvang en diepte van de bodemingrepen nog niet volledig bekend is, kan er gezien de lage ondergrenzen (30 cm & 0 en 100 m²) van worden uitgegaan dat er in de zones met het archeologisch monument van waarde, en een hoge-, middelhoge- en lage verwachting nader onderzoek aan de orde is. Er wordt aangeraden om in alle zones waar volgens het gemeentelijk beleid de ondergrenzen ten aanzien van archeologie worden overschreden een archeologisch onderzoek in de vorm van verkennende boringen uit te voeren in de zones waar werkzaamheden gaan plaatsvinden buiten de huidige wegtracés. In de huidige planontwerp betekent dit dat voor vrijwel het gehele tracé in aanmerking komt voor vervolgonderzoek. De boringen dienen aan weerszijden van de weg om de 50 meter boringen worden gezet met een kleine handmatige boor (Edelmanboor 7 cm en/of zandguts 3 cm). Op bekende vindplaatsen dienen er minstens vijf boringen te worden gezet. Deze boringen hebben tot doel de gaafheid van de bodem, en daarmee de noodzaak tot verder onderzoek, te bepalen. Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
- Other research product . Other ORP type . 2022Open Access DutchAuthors:Corporaal, S. (Synthegra Archeologie);Corporaal, S. (Synthegra Archeologie);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
De tijdens het inventariserend veldonderzoek gehanteerde onderzoeksmethode is conform het PvE. Ook de 32 boorlocaties zijn direct uit het PvE overgenomen, met als enige aanpassingen dat een tweetal boringen in het zuidelijke deel, ter hoogte van het te slopen pand verzet zijn vanwege aanwezige vervuiling in de bodem. Binnen het pand in het zuiden van het onderzoeksgebied, is met behulp van 5 mechanische beton-boringen de verharding verwijderd. De boorlocaties en maaiveldhoogtes zijn ingemeten met behulp van GPS. Binnen het pand is dit niet gelukt en zijn de boorlocaties met meetlinten ingemeten en is de hoogte genomen van de vloer net buiten het pand en is deze waarde voor al deze 5 boringen overgenomen. Direct onder maaiveld is er geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. Vanaf circa 100 cm is er geboord met een guts met een diameter van 3 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot in de top van de zandige afzettingen van Calais, tot een diepte van maximaal 460 cm. Het opgeboorde sediment is verbrokkeld en/of versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Met extra nauwkeurigheid is gekeken naar de bodemtrajecten die, zoals eerder beschreven, een hoog verwachtingspatroon toebedeeld hebben gekregen. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 5104 en bodemkundig geïnterpreteerd
- Other research product . Other ORP type . 2021Open Access DutchAuthors:van Bussel, A.T.L.E. (Transect b.v.);van Bussel, A.T.L.E. (Transect b.v.);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
In opdracht van de Provincie Gelderland heeft Transect b.v. in april tot en met juni en september 2019 een archeologisch proefsleuvenonderzoek en een opgraving (variant archeologische begeleiding) uitgevoerd in het kader van de verbinding van de A15 met de N839 tussen Bemmel en Huissen (gemeente Lingewaard). De nieuwe aansluiting heeft een tracélengte van circa 2,25 km. In het kader van de aansluiting wordt de weg verbreed, waarvoor onder andere sloten, groenvoorzieningen en kabels en leidingen worden verlegd en kruispunten worden gereconstrueerd. De werkzaamheden hebben bodemverstoringen tot verschillende diepten tot gevolg.
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:Rap, J. (Transect);Rap, J. (Transect);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
In juli 2017 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Autoweg 1 in Rhenen (gemeente Rhenen). De aanleiding van het onderzoek vormt voorgenomen nieuwbouw van een woning en uitgeven van een bouwvlak. Hiervoor dient in eerste instantie een bestemmingsplanwijziging te worden aangevraagd, waarna voor de daadwerkelijke ingrepen een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd. In de ruimtelijke procedure voor een bestemmingsplanwijziging is het altijd noodzakelijk vast te stellen wat de archeologische waarde van het plangebied is, om zo de omgang met deze archeologische waarden in het bestemmingsplan op te kunnen nemen. Daarnaast zal, toegespitst op het plangebied, bij de voorgenomen ingrepen in het plangebied grondverzet plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord. Om de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen laten plaatsvinden, is op grond van het bestemmingsplan Consolidatieplan Buitengebied Rhenen (2015) als onderdeel van de vergunningsaanvraag een archeologisch vooronderzoek nodig. Dit rapport beschrijft de resultaten van het archeologisch vooronderzoek in het plangebied en voorziet in die plicht. Uit zowel het bureauonderzoek als het veldonderzoek is gebleken dat in een het plangebied een hoge verwachting is vast te stellen op de aanwezigheid van resten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Deze verwachting is enerzijds gebaseerd op ligging van het plangebied nabij een zeer groot aantal vondsten en AMK-terreinen en anderzijds op het aantreffen van een deels intacte bodemopbouw en archeologische indicatoren in het plangebied. Deze deels intacte bodemopbouw bestaat uit een restant van een oude ploeglaag, danwel een restant van een B-horizont. De vondsten beslaan vooralsnog een zeer brede periode, uiteenlopend van het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Voor de periode Laat-Paleolithicum en Mesolithicum is de hoge verwachting bij te stellen naar een lage verwachting, gebaseerd op het aantreffen van een afgetopt oorspronkelijke bodemopbouw. Deze resten kunnen worden aangetroffen vanaf een diepte van ongeveer 15 cm -Mv. De voorgenomen ingrepen in het plangebied, de bouw van een woning, vormt daarmee een bedreiging voor eventuele archeologische waarden die zich nog in de ondergrond bevinden.
- Other research product . Other ORP type . 2021Open Access DutchAuthors:Seinen, P.A. (AWN);Seinen, P.A. (AWN);Publisher: AWN
This report describes the archaeological investigation by means of ground penetrating radar at the Breedenhorst in Heino.
- Other research product . Other ORP type . 2020Open Access DutchAuthors:Kuijl, E.E.A. van der (Hamaland Advies);Kuijl, E.E.A. van der (Hamaland Advies);Publisher: Data Archiving and Networked Services (DANS)
Hamaland Advies heeft in opdracht van SGS Search Ingenieursbureau een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor de geplande nieuwbouw op een bedrijventerrein langs de A12 bij Bleiswijk. Het plangebied bevindt zich tussen de Hollandweg en Klappolder te Bleiswijk, gemeente Lansingerland (zie Afbeelding 1 en bijlage 1). Het plangebied heeft een oppervlakte van 114.457 m². De exacte nieuwe verstoringsdiepte is onbekend, maar zal vermoedelijk meer dan 80 cm minus maaiveld (vorstvrij) bedragen. Op de herziene archeologische beleidskaart van Lansingerland uit 20161 heeft het plangebied deels een middelhoge archeologische verwachting (zone VI) en deels geen archeologische verwachting. Op grond van het gemeentelijk beleid geldt voor een middelhoge verwachting (zone VI) een vrijstellingsgrens voor bodemingrepen tot 1.000 m² en 250 cm –maaiveld. Vanwege de overschrijding van de vrijstellingsgrens is door Hamaland Advies in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek conform KNA 4.0 en BRL protocol 4002 uitgevoerd. In aanvulling is in de delen van het plangebied met een middelhoge archeologische verwachting op de herziene archeologische beleidskaart van Lansingerland uit 20162 een verkennend booronderzoek uitgevoerd conform KNA 4.0 en BRL protocol 4003. Conclusie Het bureauonderzoek toont aan dat binnen het plangebied eventueel archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum kunnen worden aangetroffen. Er is geen archeologische verwachting voor de periode IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen, omdat het plangebied toen bedekt was door een veenpakket, dat vanaf de Late Middeleeuwen is ontgonnen. Voor de periode Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd geldt een lage verwachting, omdat op historische kaarten geen bebouwing is waargenomen en het plangebied tot in de 21e eeuw in gebruik is geweest voor agrarische doeleinden. Door de realisatie van het bestaande bedrijventerrein is een deel van de bodem vermoedelijk verstoord geraakt tot op een diepte van 80cm –mv. Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een subrecente ophoging met puinhoudende zandige klei die op een diepte tussen 90 cmmv en 180 cm-mv overgaat in afzettingen van het Laagpakket van Wormer (bedding- op oeverafzettingen en wadafzettingen). De verwachtte inversierug is op een aantal plaatsen binnen het plangebied aangetroffen vanaf 245 cm-mv en wordt, als onderdeel van de Delftstroomgordel, gerekend tot de Formatie van Echteld. Zowel in de afzettingen van het Laagpakket van Wormer als in de stroomgordelafzettingen zijn geen niveaus met bodemvorming aangetroffen die kunnen wijzen op mogelijkheden voor menselijke bewoning in het plangebied. Er is sprake van een natuurlijk en geleidelijk profielverloop onder de subrecente ophoging. Ook zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen tijdens het veldwerk. Selectieadvies Op basis van de tijdens het veldwerk aangetroffen bodemopbouw met bedding- op oeverafzettingen en wadafzettingen van het Laagpakket van Wormer eventueel op stroomgordelafzettingen van de Formatie van Echteld, waarin geen aanwijzingen voor bodemvorming door menselijk handelen en geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen, wordt de kans zeer klein geacht dat in het plangebied sprake is van een intacte archeologische vindplaats. Wij adviseren daarom om geen verder vervolgonderzoek uit te laten voeren. Tevens kan de verwachting op de Beleidsadvieskaart bijgesteld worden naar Laag. Voorbehoud Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wijst Hamaland Advies erop dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. Het conceptrapport van het bureauonderzoek is op 12 april 20183 getoetst door de archeologisch adviseur van gemeente Lansingerland, mw. L. Bekkers BA. Het conceptrapport van het booronderzoek is op 8 mei 20184 getoetst door mw. L. Bekkers BA. De opmerkingen op het bureauonderzoek en het booronderzoek zijn doorgevoerd in deze definitieve versie (2.0) van de rapportage. Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (Erfgoedwet 1-7-2016, art. 5.10 en 5.11) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort en de archeologisch adviseur (mw. L. Bekkers BA) van de Gemeente Lansingerland.
- Other research product . Other ORP type . 2018Open Access DutchAuthors:Roymans, J.A.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Roymans, J.A.M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau);Publisher: RAAP Archeologisch Adviesbureau
Deelgebied 3 Archeologische begeleidng graafwerken oude Maasarm. Aanvulling op onderzoeksmeldingen 46109 (deelgebied 1) en 58396 (deelgebied 2). deelgebied 2 Aanvulling op onderzoeksmelding 46109 (melding voor deelgebied 1): archeologische begeleiding graafwerken oude Maasarm. Veiligheids- en Natuurproject Keent
- Other research product . Other ORP type . 2021Open Access DutchAuthors:Hullegie, A.G.J. (Lycens);Hullegie, A.G.J. (Lycens);Publisher: Lycens
Gedurende het veldonderzoek is vastgesteld dat de bodem bestaat uit een bouwvoor gevormd in een 0,4 tot 0,6 m dik humeus dek waaronder 7 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (BO en IVO-O) Jan Steenstraat, Steenwijk 27 augustus 2021 een laag dekzand ligt met in sommige boringen een laag lemig zand (keizand) op de overgang naar het onderliggende keileem. Een intact laarpodzol bodemprofiel is niet waargenomen. Ter hoogte van boring 1, 5, 6 en 8 is de bodem verstoord tot ver onder het verwachte archeologische niveau. Ter hoogte van boring 6 is de bodem waarschijnlijk verstoord bij het uitgraven van de bouwkuip bij de bouw van de woning. Ook de verstoring van de top van het keileem ter hoogte van boring 1, 5 en 8 is waarschijnlijk te relateren aan werkzaamheden bij de aanleg van de woonwijk. Ter hoogte van deze boringen worden gezien de diepe verstoring geen archeologische resten meer verwacht. Op basis van informatie aangeleverd door een bewoner is duidelijk geworden dat de funderingen van de woningen de bodem tot minimaal 0,5 m beneden maaiveld hebben verstoord. Onder de vloeren is sprake van een kruipruimte van ca. 0,3 m diep, de woningen zijn niet voorzien van een kelder. Ter hoogte van boring 6 bleek de bodem tot 1,2 m -mv verstoord (2,07 NAP), als dit als gevolg van de bouw van de woning is veroorzaakt dan is het niet waarschijnlijk dat onder de woningen nog intacte archeologische resten bewaard zijn gebleven. Door het ontbreken van bouwtekeningen van de woonwijk kan dit echter niet met zekerheid worden vastgesteld.